zondag 22 juni 2008

Fietsers

Langs mijn plantsoen loopt een fietspad. Ik fiets daar langs naar mijn werk en weer terug. Omdat ik dat op vaste tijden doe, herken ik een aantal van mijn medefietsers. Er is het meisje dat altijd de indruk maakt dat ze net van onder de douche vandaan, eigenlijk te laat maar goed gehumeurd naar haar werk racet. Ik wil haar altijd vragen hoe ze dat doet. Als ik te laat ben, ben ik gewoon gestrest. Hoe mooi de dag ook is. En ik wil haar vragen of het kinderzitje op haar stuur voor haar dochtertje is, of voor haar kleine zusje. Ik denk niet dat de kleine van het mannelijke geslacht is.

Er is de man die altijd een tikkeltje dood zit te gaan op zijn gewone fiets met triatlonstuur. Ik wil hem altijd zeggen dat iets rustiger fietsen vast een stuk fijner is. En als ie zichzelf toch wil afbeulen dat hij dan best een betere fiets voor zichzelf mag kopen. Maar natuurlijk zit hij niet op mijn commentaar te wachten. Hij vindt het goed om zich af te beulen; hij wil zijn persoonlijke record verbeteren. En die fiets, die fiets kan nog jaren mee. Het geld groeit hem niet op zijn rug. De auto moet ook nog een paar nieuwe banden en de wasmachine doet nog maar twee programma's. Hij is een gewone man in een ruitjesshirt en bruine broek die precies weet waar hij mee bezig is.

En er is de dikkige jongeman op een lage ligfiets, meestal opgewekt, behalve als ie niet langs een uitwaaierende groep scholieren kan komen.

Tegenwoordig zie ik 's ochtends regelmatig dezelfde man en vrouw bij met elkaar staan te praten. Ze komen elkaar tegen op de fiets. De eerste keer dat ik ze zag staan dacht ik dat ze oud-collega's zijn die elkaar na een tijdje bij toeval tegenkwamen. Een toevallige ontmoeting tussen bekenden die elkaar een beetje uit het oog waren verloren. Als ik 's ochtends een goede bekende of vriend tegenkom zal ik niet zo gauw afstappen. Je wilt naar je werk en je kan elkaar altijd bellen of mailen als er iets gedeeld moet worden. Een biertje of zo. Daar komt bij dat ik over het algemeen al bij mijn werk ben aangeland voordat ik op het idee kom dat ik wel eens zou/had kunnen stoppen.

Maar deze man en vrouw stoppen iedere keer als ze elkaar ontmoeten. Hij is van middelbare leeftijd, is slank en vooral grondig onopvallend. Haar schat ik wat jonger en ze is eleganter. Ze draagt meestal schoenen met hoge hakken, een rok of een jurk, weinig of onopvallende make-up. Ze heeft lang blond haar, meestal in een vlecht. En ik vraag me af wat hun relatie is. Ze gedragen zich niet geheimzinnig. Ze zouden man en vrouw kunnen zijn. Misschien heeft 1 van de 2 nachtdienst en dragen ze even de laatste huishoudelijke zaken over. Het zou zeker kunnen, maar ik geloof het niet. Ze zien er allebei uit alsof ze hun werkdag beginnen.

Misschien hebben ze ooit een relatie gehad en wil de nieuwe partner van een van de twee niet dat ze nog contact hebben. In deze tijd van mobiele telefoons en hotmail-adressen moet daar wel langs te werken zijn. Maar een toevallige persoonlijke ontmoeting is natuurlijk altijd anders. Maar zoals ik al schreef, hun gedrag heeft niets heimelijks.

Ik geloof nog het meest dat ik getuige ben van het begin van een romance. Ze hebben elkaar een keertje ontmoet. Misschien op een feestje, maar het kan ook zakelijk zijn geweest. Hun eerste contact was leuk maar ze hebben geen contact gegevens uitgewisseld. En toen kwamen ze elkaar weer tegen, op een mooie ochtend op de fiets. En dat geluk zijn ze nu langzaam aan het uitbouwen. Ze spreken niets af, maar iedere dag zijn ze er.

zaterdag 14 juni 2008

Kijken en denken

Het gaat hard in mijn park. De kleine eendjes zijn alweer bijna groot. Ik zag vandaag een moeder met en paar jongen die al haast even groot waren als zij zelf. Ze zwommen nog wel braaf achter haar aan. Het deed me denken aan pubers die braaf hun glaasje melk drinken op aandringen van hun ouders. Het lijf bijna volwassen maar in hun hoofd zijn ze nog kind. Misschien blijven we dat allemaal altijd wel een beetje.

Ze moeten meestal weinig hebben mijn grote camera-oog. Ik vraag me vaak af waarom dat zo is. Zonder camera ben ik een stuk minder bedreigend maar ze gaan er toch ook liever vandoor als je te dichtbij komt. Volgens mij hebben park-eendjes van mensen weinig te vrezen. Eigenlijk zou je verwachten dat natuurlijke selectie ondertussen eenden die weinig schroom voor mensen hebben, zou bevoordelen. Tenslotte is de kans dat je als eend iets te vrezen hebt van een mens veel kleiner dan de kans dat je er wat brood van kan bietsen.

Zou het iets te maken hebben met mensen en hun gedrag niet kunnen begrijpen? Ons gedrag is natuurlijk veel ingewikkelder en vooral heel anders dan dat van een eend. Behalve de keuze tussen vechten en vluchten hebben wij nog een hele baaierd aan gedrag opties. Voor een deel komen die voort uit ons inlevingsvermogen en natuurlijk uit onze ingewikkelde kijk op de wereld.

Een eend is zich er vast niet van bewust dat wij intelligenter zijn dan hij/zij. Maar ik vraag me wel af in hoeverre ik in de gaten heb wanneer anderen intelligenter zijn dan ik. Bij niet-mensen kan ik me daar al helemaal niets bij voorstellen. Natuurlijk, ik geloof niet dat ik of onze soort nooit overtroffen zal worden of al niet overtroffen is in intelligentie. Er zijn genoeg mensen die ervan overtuigd zijn dat de gemiddelde dolfijn letterlijk en figuurlijk rondjes om ons heen zwemt. En als ik me niet vergis is de menselijke beschaving volgens 'The Hitchhiker's Guide to the Galaxy' een experiment van de muizen.

Maar wat dichterbij huis, als ik te maken heb met mensen die intelligenter zijn dan ik, herken ik dat dan echt? Het is een moeilijke vraag om te beantwoorden. Ik ben voortdurend, privé en op mijn werk, omringd door mensen die grotere intellectuele prestaties hebben geleverd hebben dan ik. Ik ga er dan maar van uit dat ze ook wel intelligenter zullen zijn dan ik. Maar geloof ik dat ook echt? Ik weet het niet zeker. Net zo min als dat ik weet wat ik dan anders denk. Ben ik eigenlijk zeker zo intelligent maar ontbreekt het bewijs daar nog even van? Hebben zij wel iets gepresteerd maar is daar eigenlijk helemaal geen echte intelligentie voor nodig? Is mijn hele wereld een schepping van mijzelf en zijn de bewoners daarvan per definitie intellectueel ondergeschikt aan mij? (Een interessante onder-vraag: Kan een roman-personage intelligenter zijn dan zijn schrijver? Daar is vast al eens iets over bedacht.)

Eigenlijk denk ik dat vergelijkende intelligentie alleen 'van boven naar beneden' werkt. Ik voel mij een stuk intelligenter dan een eend. Maar dat ik omringd ben door mensen die een stuk intelligenter zijn dan ik, dat kan niet waar zijn. Buiten mijn denkraam bestaat geen ruimte. Toch?